Maag- en darmwormen bij runderen: hoe de parasietenbestrijding het beste toepassen?
Maag-, en darmwormen zijn onvermijdelijk bij grazend vee. Het gaat voornamelijk over Ostertagia, de meest voorkomende en de meest pathogene, maar ook Haemonchus, Cooperia, Nematodirus en Oesophagostomum. Al deze rondwormen passeren het slijmvlies van de lebmaag en veroorzaken laesies, die groeivertraging, vermageren en diarree veroorzaken.
Vee wordt besmet door de opname van larven die aanwezig zijn in de wei.
Bij het eerste contact met parasieten is het jonge "naïeve" vee een echte vermenigvuldiger van parasieten. Wanneer het in contact komt met de parasieten, zal het immuunsysteem van het rund zich geleidelijk aan aanpassen door het ontwikkelen van interne reacties die het reproductievermogen van de parasiet beperken. Zo zal slechts 1% van de larven die door een volwassen rund zijn opgenomen, zich vast (spatie) hechten en vermenigvuldigen ten opzichte van ongeveer 70% bij een vaars. Het is daarom belangrijk om de immuniteit van runderen zo snel mogelijk te ontwikkelen, door contact met de parasiet te onderhouden. Na 2 jaar beweiding worden runderen beschouwd als zijnde immuun en hebben ze minder last van de aanwezigheid van de parasieten op het perceel.
Tijdens de eerste twee jaar van begrazing is jongvee bijzonder gevoelig voor maag- en darmwormen en is het noodzakelijk om de aanpak van parasitisme aan te passen. Het moment van behandeling bij het op de weide brengen moet goéd worden overwogen, dat wil zeggen niet te vroeg om de dieren immuniteit tegen de parasiet te kunnen laten opbouwen, en niet te laat om de symptomen niet permanent te laten worden. Voor oudere dieren wordt de behandeling geval per geval bekeken, afhankelijk van de aanwezigheid van klinische symptomen, verminderde productie of pepsinogeen-doseringsresultaten. Raadpleeg uw dierenarts om het behandelplan voor parasieten uit te voeren dat op uw bedrijf is afgestemd.
